Project Description
Rooksignalen
Op de eerste dag kwam ik een man tegen. Ik was de deur uitgegaan om een schep te kopen. Hij liep aan de rechterkant van de straat en ik aan de linker. Hij keek me aan en ik wist dat niets ooit meer hetzelfde zou zijn. Sinds die dag zijn de dagen niet meer van mij. Het zijn rooksignalen: ze betekenen alleen iets van veraf.
Ik drink koffie. Ik kijk naar Shownieuws. Ik was mijn kopje af. Ik kijk naar de rooksignalen, naar wat ze me proberen te vertellen. Voordat ik in slaap val is het me allemaal glashelder. De volgende ochtend ben ik het vergeten. En ik weet, nog voordat ik de gordijnen open doe: deze dag is niet van mij.
Op de tweede dag kocht ik een hondje. Het was een chihuahua en ik noemde hem Billie. Ik ging wandelen met Billie. Hij blafte blij bij elke struik en hij kwispelde alsof hij me wou zeggen: “kijk nou wat ik kan! Die staart van mij, ik heb er geen controle over! Maar kijk nou toch hoe leuk dit is!” Billie werd aan het einde van de tweede dag doodgebeten door een grote hond met witte poten.
De derde dag lag ik in bed. Als ik niet sliep, dacht ik aan de man. De vierde dag kreeg ik honger. Ik kocht een boodschappentas, een fiets met kabelslot en donkerbruine handschoenen. Ik vroeg bij de klantenservice om een Bonuskaart. Ik kocht alles wat in de aanbieding was. Dat deed mijn vader vroeger ook. Niet omdat we geen geld hadden, maar omdat hij er genoegen uit haalde dingen voor de helft van de prijs te kopen. Als ik ´s avonds vroeg wat we gingen eten, zei hij: wat er in de Bonus is. Met een overvolle, onbestuurbare kar liep ik naar huis. De kar staat nu in de achtertuin. Ik heb Billie erin gelegd. Ik schreef op een briefje: FIETS STAAT NOG BIJ ALBERT HEIJN.
De vijfde dag leek me een geschikte dag om met de trein te gaan. Ik keek door het raam naar buiten en dacht aan de film waarin een jongen en een meisje elkaar ontmoeten in een verder lege coupé. De jongen moet er in Parijs uit, het meisje gaat mee. Ze zijn verliefd, de hele nacht. De volgende ochtend neemt het meisje de trein weer. Dan eindigt de film en dat is goed. In films met treinen zijn alle eindes zoals ze moeten zijn.
Op de zesde dag was ik losgesneden, van de minuten, van de ruimte, van de rooksignalen. Het was een mooi gevoel. Ik was dood. Ik maakte me geen zorgen over dat Billie nog altijd onbegraven was of over de koelkast vol met Bonuseten dat zou gaan bederven. Ik dacht niet meer terug aan de man. Ik vergat hoe hij er uit zag en nadat ik dat was vergeten was het goed.
De zevende dag was een goede dag. Ik dronk koffie, keek naar Shownieuws en ik besloot een schep te gaan kopen om Billie te kunnen begraven. Ik liep mijn straat uit en opeens was daar de man. Hij liep aan de rechterkant van de straat en ik aan de linker. Hij keek me aan en ik wist dat niets ooit meer hetzelfde zou zijn.