Project Description
Fellini: de kunst van het aanklooien
Toneel: Fellini
Regie: Ola Mafaalani
Uitbundig eerbetoon aan filmmaker Fellini van het NNT is een aantal keren onvoorzien indringend, maar hangt van losse flarden melancholie aan elkaar
“We zijn te bang om onze dromen onder ogen te komen” schreef Federico Fellini, die in deze voorstelling op morsige en haast achteloze wijze vertolkt wordt door Ko van den Bosch. Dromen en angsten, twee terugkerende thema’s in het werk van de Italiaanse filmmaker Fellini. Zowel zijn persoonlijk leven als zijn oeuvre (waaronder een boek waarin hij al zijn dromen beschreef) vormen de inspiratiebron voor dit fragmentarische stuk, geregisseerd door Ola Mafaalani, die sinds 2009 artistiek leider van het Noord Nederlands Toneel is. Met Fellini schetst zij een portret van de filmmaker dat een lust voor het oog is, maar inhoudelijk te weinig houvast geeft.
De voorstelling begint rommelig. Terwijl het publiek de zaal binnen loopt, speelt een klein orkest melancholische zigeunermuziek en rent een aantal clowns met nephamers achter elkaar aan door het decor, dat kenmerken van een circustent vertoont. Nadat de lichten gedimd zijn, komt Van den Bosch, die de vermaarde cineast Fellini speelt, al mijmerend van achter in de zaal het toneel op gelopen. Een sleets toneeltrucje. De rechterhelft van zijn gezicht is geschminkt als een clown, de linkerhelft is ongeschminkt. Zijn functie in het stuk is dan ook tweeledig: hij is zowel acteur als regisseur. Als Fellini regisseert hij acteur Peter Vandemeulebroecke, die op zijn beurt de Italiaanse acteur Marcello Mastroianni speelt, die een hoofdrol in Fellini’s film La Dolce Vita heeft, totdat Van den Bosch zijn eigen rol aan hem weg geeft door zijn jasje aan hem te geven: “Nu speel jij mij.” Een verwarrende constructie.
Van dit ingewikkelde, maar beslist tot de verbeelding sprekende spel met theatraliteit en realiteit is het stuk doordrongen. Het komt terug in scènes met de journalist (enigszins braaf gespeeld door Sadettin Kirmiziyuz), die tussen zijn vergeefse pogingen Fellini te interviewen door onderonsjes heeft met het publiek, en in de geestige scène waarin een actrice die zichtbaar ongemakkelijk aan een hoepel hoog in de lucht hangt, minutenlang onopvallend probeert de aandacht van de acteurs te krijgen. Tussendoor wordt er druk muziek gemaakt, over het toneel gemarcheerd, getapdanst, en voeren de clowns commedia dell`arte-achtige sketches op.
De jonge actrice Maartje van de Wetering speelt met verve de vrouwen in het leven van Fellini: ze stapt flirtend met de paparazzi uit een vliegtuig als Anita Ekberg, geeft een treffende en komische speech in de rol van Sophia Loren, maar vooral als Giulietta Masina, Fellini’s vrouw, schittert ze in haar verdriet om hun overleden zoon. Ook Jochem Stavenuiter is ontroerend als onbevangen clown, die het goed bedoelt, maar steeds te laat, te bang, te klein is.
Tussen al dit tamelijk vrijblijvende en veelal lollige circusgeweld ontstaat er heel af toe, haast per ongeluk, een schitterend en ontroerend tafereel. Het moment waarop Fellini vertelt over de droom die hij over zijn moeder had, waarin zij van ver op hem af kwam lopen en bij elke stap jonger werd, is daarbij een hoogtepunt: “Haar rimpels smelten weg, de pijn van haar huwelijk verdwijnt van haar lippen, haar heupen beginnen te wiegen.”
Slechts een enkele keer krijgt een dergelijk moment daadwerkelijk een diepere betekenis, namelijk in de scène tussen Fellini en het jonge kind dat meespeelt. Het jongetje verbeeldt zowel Fellini op zevenjarige leeftijd, toen hij zich stiekem bij het circus aansloot, als de nagedachtenis aan het zoontje dat Fellini en zijn vrouw vlak na de geboorte verloren. Een goede vondst, want het jongetje vormt de enige houvast op het gebied van de betekenisgeving van de voorstelling. We realiseren ons door hem dat Fellini eigenlijk zelf altijd een klein jongetje heeft willen blijven, met alle verwondering over het leven die daarbij hoort. “Waarom vragen we een kind nooit wat hij ziet als het sneeuwt? Waarom moeten we hem meteen leren: dat is nou sneeuw! S-N-E-E-U-W!” briest Fellini tegen de journalist. Even later staat de volwassen Fellini hand in hand met de kleine Fellini, hun rug naar het publiek. Ze kijken omhoog, bewegingsloos, naar de acrobate die hoog in de nok aan een doek hangt. Hun zwart-witte beeltenis lijkt uit de stomme film te komen. Het zijn deze fijnzinnige anekdotes en tableux vivants die de voorstelling leven en gevoel geven.
Echter, hoewel de sfeer en emotie die de voorstelling neerzet goed getroffen is, mist de diepere laag. Federico Fellini was weliswaar in zijn gedrag een kind, een clown die in al zijn dwarsheid de draak stak met Hollywoods regels, maar hij was ook een briljant en fijngevoelig filmmaker. Mafaalani schetst slechts één kant van hem: het romantische beeld van een nonchalante kunstenaar, die maar wat aanklooit en dan soms onverhoeds een meesterwerk maakt. Zo werkt het helaas niet. Niet bij Fellini, niet bij deze voorstelling. Ondanks zijn chaotische werkwijze en dromerige geest, wist Fellini in zijn werk altijd te overtuigen met zijn talent voor sterke plots. Hij creëerde zijn films aan de hand van zijn droombeelden, zonder daarmee het grote verhaal uit het oog te verliezen. Het stuk slaagt daar helaas niet in. Bij gebrek aan een rode lijn vervliegt de voorstelling toch weer snel, zoals er van een droom bij het ontwaken ook slechts wat losse beelden over zijn.